.

 
 

De Dienstzegels "Armenwet", pas op voor vervalsingen!

 
 

.

 
Af en toe krijgen we voor onze veilingen een serie "Armenwet" aangeboden. U weet wel, NVPH nummers Dienst 1-8.
Vooral de laatste met een rode in plaats van een zwarte opdruk, is erg geliefd vanwege zijn extreem hoge cataloguswaarde.
 


Figuur 1

 
De serie Armenwet werd uitgegeven tussen 1 februari 1913 en 31 october 1919.
Ze waren bedoeld om te worden gebruikt voor burgelijke instellingen van weldadigheid, meestal de daartoe opgerichte “Armenraden”, ter frankering van hun correspondentie.
Ook retourenveloppen werden voorgefrankeerd met die zegels.
 


Figuur 2

 
De zegels hadden de opdruk "ARMENWET" op normale frankeerzegels van 1899-1921, type Cijfer van J.Vultheim en Koningin Wilhelmina van E.L.Mouchon.
Deze serie is vooral bekend geworden door de vele vervalsingen. Ik heb al heel wat zegels uit deze serie in handen gehad, maar ze waren allemaal vals! Ik heb in mijn hele loopbaan als postzegelverzamelaar slechts 1 keer een echte serie gezien, en die was dan ook vergezeld van een certificaat van echtheid. Ik wil U graag deelgenoot maken van de geheimen van de vervalsingen van deze serie. Ik gebruik de volgende vier criteria om de “echtheid” van deze postzegels vast te stellen. Misschien is het, gezien de praktijk, beter om te zeggen hoe je kunt bevestigen dat de onderhavige zegels vals zijn.
 
Ten eerste: Het lettertype.....
De oorspronkelijke zegels werden door de firma Enschedé van een opdruk voorzien met het lettertype “Breede Grotesque Kapitalen, serie 6”. De juiste uitvoering daarvan wordt getoond de figuren 1, 2 en 3. Figuur 3 is afkomstig uit het boekje “De vervalsingen van Nederland en O.G.” van P.F.A.van de Loo.
 


Figuur 3

 
Men kan de volgende kenmerken onderscheiden (en dat betekent kenmerken van ECHTHEID!):
 
  1. De poot van de R begint dun, loop verdikt en gebogen naar beneden en eindigt weer dun in een puntje.
  2. De M is van boven afgeplat.
  3. Het derde been van de M is iets dunner.
  4. De middelste balk van de E is korter dan de beide andere en staat iets boven het midden.
  5. De N is linksboven breder afgeplat dan rechtsonder.
  6. Het vierde been van de W is dunner dan de drie andere.
  7. De dwarsbalk van de T is links iets korter dan rechts.

Deze kenmerken zijn overigens eerder beschreven door A.M.Benders in het Nederlandsch Maandblad voor Philatelie, 1942, blz 144-145.

 


Figuur 4

 
In figuur 4 wordt een sterk vergrootte opdruk getoond van een valse zegel.
Je moet hier en daar wat ervaring hebben met de genoemde kenmerken, maar kenmerk 1 (de R) en 6 (de W) zijn meestal overduidelijk als ze niet verscholen zijn onder de stempelafdruk natuurlijk.
 
Ten tweede: Opdruk op de verkeerde plaats.....
Veel vervalsers dachten “als er maar ARMENWET op staat, zal het wel goed zijn”. Nee dus. Zowel de positie van de opdruk als de plaatsing zijn heel nauwkeurig vastgesteld en altijd constant! In figuur 5 worden enkele slordige vervalsingen getoond.
 


Figuur 5

 

 

 
Ten derde: De Plaatsnaam.....
Omdat de meeste zegels alleen werden gebruikt door de Armenraden vindt men in hoofdzaak afstempelingen (indien leesbaar) van de volgende 34 plaatsen in Nederland:
Alkmaar, Amsterdam, Apeldoorn, Arnhem, Breda, Delft c.a., Den Helder, Deventer, Dordrecht, Enschede, Gouda, ’s-Gravenhage, Groningen, Haarlem, Heerlen c.a., ’s-Hertogenbosch, Hilversum, Hoogezand c.a., Leeuwarden, Leiden, Maastricht, Meppel, Middelburg, Nijmegen, Opsterland, Princenhage c.a., Roermond, Rotterdam, Schiedam, Smallingerland, Utrecht, Vlaardingen c.a., Vlissingen, Zaandam.
Men zal de meeste afdrukken vinden van Haarlem, omdat alleen in die plaats de zegels ook te krijgen waren voor verzamelaars aan het filatelistisch loket. Veel verzamelaars stuurden een brief aan zichzelf om aan een gestempelde serie te komen. In feite was dit oneigenlijk gebruik, maar dit werd oogluikend toegestaan.
Er zijn echter op brieven ook namen gevonden van plaatsen waar geen Armenraad was. In die gevallen kan er sprake zijn van een retourenvelop of antwoordkaart. Deze zijn echter uiterst zeldzaam. Kortom, een juiste plaatsnaam kán bevestigen dat de zegel echt is. Een andere plaatsnaam dan de 34 hierboven genoemde kán duiden op een vals exemplaar.
 
 
Ten vierde: De Datum.....
In vrijwel alle gevallen van echte zegels zal de datum in de afstempeling (indien leesbaar) liggen in de gebruiksperiode 1913-1919. Enkele kantoren gingen nog door met het gebruik tot 1921. Wijkt een (leesbare) datum af van deze periode, dan heeft men vrijwel zeker te doen met een vervalsing. Twee voorbeelden:
 


Figuur 6

 



Figuur 7

 
Figuur 6 toont een zegel met datum 15.6.11 en dat is vóór de officiële gebruiksperiode. De plaatsnaam is trouwens “De Bildt” en ook dat klopt niet.
En natuurlijk is de opdruk ook vals.
Figuur 7 laat een zegel zien met een stempel met het jaartal 1924. Dat is ná de gebruiksperiode. Ook hier is de opdruk vals.
 
 
 

Conclusie
Het bekijken van de zegels aan de hand van de bovenbeschreven 4 criteria stelt mij in staat om vast te stellen of ik een vals dan wel een echt exemplaar in handen heb.   Je moet wel een goede loep of vergrootglas hebben (10x of beter). Dezelfde vergroting (en nog beter!) kun je ook bereiken met een goede scanner en een computer.  Dat is in dit artikel ook gedaan. En daar hebben we één van de handige voordelen van deze moderne technologie.
 
 

Aanvullingen   (januari 2012)

1.   Plaatfouten van de opdrukken

Het in de bronnen genoemde boekje van P.F.A.van de Loo geeft een aantal plaatfouten weer:

 

 

Het is vooral de A die "gebroken poten" heeft of er is een "hapje" uit.  Ook bij de letter R kan er een hapje uit zijn.

Het Handboek Postwaarden Nederland noemt op blz E1-17 nog dat in enkele gevallen de laatste letters E en T met elkaar zijn verbonden (helaas nog geen voorbeeld).

2.   Rode en zwarte opdruk

De gehele serie bestaat dus uit 8 zegels. De frankeerwaarde van 1,5 cent komt twee keer voor. De lichtblauwe ("ultramarijn") versie is gedrukt in 1913. Toen enkele waarden in 1918 moesten worden bijgedrukt heeft men voor de 1,5 cent zegel donkerblauwe inkt gekozen. En omdat bij proeven was gebleken dat de zwarte opdruk zeer moeilijk te lezen was op  donkerblauw heeft men besloten tot een opdruk met rode inkt. De letters werden daarbij wel in het midden van de zegel geplaatst, omdat daar wat "wit" voorkomt in het zegelbeeld.

3.   Keuring

Gezien het bovenstaande is een waarschuwing voor de aanschaf van de dienstserie "Armenwet" nogmaals op zijn plaats. Er zijn zoveel vervalsingen in omloop dat het raadzaam is een eventueel aan te schaffen serie te laten keuren door een bevoegde instantie, bijvoorbeeld door de Bondskeuringsdienst van de KNBF.  Ook een goede postzegelhandel kan natuurlijk wel worden geraadplaagd. En deze website geeft natuurlijk ook nuttige aanwijzingen. Vooral bovenstaande vier criteria zijn daarbij essentieel.

 
Auteur:  Toon Oomens (Terneuzen, mei 2005)

 

Bronnen:
1. P.F.A.van de Loo: “De vervalsingen van Nederland en O.G.”, Hilversum 1979.
2. Figuren 1, 2 en 5 zijn uit: “Postwaarden Nederland”, onder redactie van G.Holstege, J.Vellekoop en F.van den Heuvel, aflevering E1.
Een groot deel van de informatie die hierboven wordt gegeven (en nog veel meer) is ook terug te vinden in dit boek.
3. NVPH catalogus, sectie Nederland, Dienstzegels.
4. Eigen verzameling.

 

 

Terug naar Artikels